Nieuwsbrief vrijdag, 08 mei 2009   

Nieuwsbrief 8 mei 2009

De behoefte aan bedrijfsgrond in heel West-Friesland in 2020 schommelt tussen de -3 en 57 ha, afhankelijk van het economisch tij. Als alle plannen voor bedrijventerreinen doorgaan, dreigt in 2020 een overschot van 150 tot 210 ha. Dat blijkt uit de cijfers in de Markttoets door de STEC-groep in juni 2007, die al bijna twee jaar in een la op het gemeentehuis ligt. Toch raamde dit rapport de behoefte voor Jaagweg op 60 tot 90 ha. Op basis hiervan besloot de Koggenlandse politiek in juni 2007 Jaagweg op te rekken van 70 naar 78 ha. Hoe kan dat?

Rapport na twee jaar eindelijk openbaar
Een week nadat de gemeenteraad het milieueffectrapport (mer) voor Jaagweg goedkeurde, ontvingen wij het rapport Markttoets van de STEC-groep (juni 2007). Diverse malen vroegen wij om dit complete rapport bij zowel de gemeente als de provincie, maar zij weigerden dit steeds. Deze Markttoets onderbouwt de behoeftebepaling voor Jaagweg in de Startnotitie en het milieueffectrapport.

Behoefte Jaagweg geen 60 tot 90 ha, maar -2 tot 29 ha
Volgens de Markttoets is er behoefte aan 60 tot 90 ha bedrijventerrein op Jaagweg. Die behoefte bestaat volgens de STEC-groep uit: 35 tot 45 ha lokale vraag, 5 ha vervangingsvraag, 10 tot 15 ha bovenregionale vraag en een ijzeren voorraad van 15 tot 30 ha. Maar de feitelijke  cijfers tonen een behoefte van -2 tot 29 ha voor Hoorn èn Koggenland.

Berekening in Markttoets

De Markttoets neemt als uitgangspunt de Bedrijfslocatiemonitor (BLM) van het Centraal Planbureau. Deze BLM hanteert verschillende economische scenario’s. In het economisch meest gunstige scenario begroot de BLM een behoefte aan bedrijventerrein tot 2020 van maximaal 118 ha in de gehele Kop van Noord-Holland. In het meest ongunstigste scenario is dat -7 ha. Het STEC-rapport rekent alleen verder met het meest gunstige scenario. Voor West-Friesland (met 48% van de bedrijfsgrond in dit gebied) berekent STEC een behoefte van 57 ha. De regio Hoorn-Koggenland omvat ruim 50% van de huidige bedrijventerreinen in West-Friesland. Dat brengt de behoefte aan bedrijfsgrond tot 2020 voor Hoorn en Koggenland samen op 29 ha, als het economisch meezit. Tot zover een heldere berekening. Maar via vreemde stappen komt het rapport uit op 60 tot 90 ha alleen voor Jaagweg!

Vreemde keuzes in de berekening
Hoe kan dat? De STEC-groep maakt vreemde keuzes in elke stap van de berekening.

  • De behoefte voor West-Friesland (57 ha) wordt door de STEC-groep bestempeld als zuiver ‘lokale vraag’. Zij maakt onderscheid met ‘bovenregionale vraag’. Dat is vreemd, want de BLM gaat uit van de totale vraag voor een regio, zonder onderscheid.
  • De vraag voor Hoorn en Koggenland is 29 ha. De STEC-groep meent dat Hoorn en Koggenland een groter deel dan de huidige 50% bedrijfsgrond in West-Friesland naar zich toe kunnen trekken vanwege de gunstige ligging. Maar dat was in voorgaande jaren ook zo; Hoorn is immers niet verplaatst. Dat voordeel zit dus al in de cijfers verwerkt. De redenatie van de STEC-groep dat er geen 29 ha, maar wel 35 tot 45 ha lokale vraag zou zijn, is dus nergens op gestoeld.
  • De fiks opgeschroefde lokale vraag voor Hoorn en Koggenland (35 – 45 ha) wordt vervolgens geheel aan Jaagweg toebedeeld. Voor Hoorn blijft dus niets over!
  • De STEC-groep reserveert 10 tot 15 ha voor bovenregionale bedrijven. Zij nemen daarvoor als uitgangspunt dat zich tussen 2000 en 2006 één bovenregionaal bedrijf in de regio Hoorn–Koggenland gevestigd heeft: Lidl. Maar zal die ontwikkeling zich blijvend voorzetten? En men vergeet dat er ook bovenregionale bedrijven uit Hoorn vertrokken zijn, bijvoorbeeld Philips.
  • De STEC-groep rekent met een ‘ijzeren voorraad’ van 15 tot 30 ha. Dat is een extra buffer voor mogelijke vraag door zeer grootschalige gebruikers die incidenteel zal voorkomen. Maar die extra reservering zit al vele malen in alle marges verwerkt. Bovendien vindt de VROM-raad dat rekenen met een ijzeren voorraad onjuist en achterhaald is omdat het de behoeftecijfers ten onrechte enorm opdrijft.
  • Opvallend is dat het rapport alleen kijkt naar concurrentie van bedrijventerrein Boekelermeer bij Alkmaar. Maar niet naar de veel logischere nieuwe concurrenten langs de A7: Agriport, Robbenplaat en Baanstee-Noord.

In de Toelichting staan de berekeningsstappen in schema uitgewerkt.

Overcapaciteit van 150 ha
De Markttoets stelt dat tot 2020 een aanbod van bedrijfsgrond in West-Friesland is van 207 ha. Het rapport spreekt over een flinke overcapaciteit wanneer alle plannen doorgaan. Als de vraag in West-Friesland 57 ha is en het aanbod 207, betekent dat in 2020 een overschot van 150 ha!

Opgeschroefde cijfers in mei 2007 bekend bij raadsleden
De behoefte voor Jaagweg is in deze Markttoets dus op alle mogelijke manieren opgeschroefd. In plaats van een behoefte van 29 ha – als het economisch meezit - voor Hoorn en Koggenland sàmen in 2020, komt men tot een behoefteraming van 60 tot 90 ha, alleen voor Jaagweg. Dat is volstrekt buiten alle proporties en in strijd met alle feitelijke cijfers. Het overschot van 150 ha en de opgeschroefde behoefte waren in het conceptrapport van de Markttoets (mei 2007) al bekend. Toch besloot de gemeenteraad van Koggenland op 11 juni 2007 de omvang van Jaagweg op te rekken van 70 ha naar 78 ha. De cijfers van de Markttoets die bekend waren bij de raadsleden wezen toen al in een compleet andere richting!

Ongunstig economisch scenario
In de berekeningen hierboven gaat de STEC-groep steeds uit van het gunstigste economische scenario. Maar in een economisch slechter scenario heeft West-Friesland een ruimtevraag van -3 ha. Dat betekent dat er nu al 3 ha meer ligt dan in 2020 nodig zal zijn. En dit scenario lijkt zich helaas te voltrekken.

Behoefte na 2020
Tussen 2020 en 2030 is – zelfs in de gunstigste economische scenario’s – maar 4 ha in deze tien jaar nodig. Wethouder Wijnker verklaarde onlangs dat Jaagweg tussen 2020 en 2025 wordt uitgegeven. Zelfs volgens de meest optimistische scenario’s is dat dus volstrekt overbodig.

Onderbouwing mer rammelt
Bij de aanname van de mer in april 2009 verklaarde raadslid Schoenmaker namens het CDA dat ‘de discussie over nut en noodzaak achterhaald is’. Raadslid Van Leijen vond namens twee leden van GBK dat ‘er voldoende over nut en noodzaak gesproken is’. De raadsleden die vroegen naar de onderbouwing van nut en noodzaak in de mer, werden afgescheept. De Markttoets laat zien dat die onderbouwing aan alle kanten rammelt. Het is treurig dat dit rapport pas openbaar werd nàdat de gemeenteraad een besluit over de mer nam.

Zienswijze voorbereiden
De milieueffectrapportage voor Jaagweg ligt ter inzage tot 3 juni 2009. Wij zullen een voorbeeld voor een zienswijze voorbereiden. U kunt zich daar – net als bij de Startnotitie - bij aansluiten als u dat wilt. Wij houden u op de hoogte. 



PS: Klankbordgroep
Wij van Berkhout is Boos! hebben serieus overwogen om ons aan te melden als lid van de klankbordgroep. Maar de leden van de klankbordgroep moeten de uitgangspunten onderschrijven. Die uitgangspunten zijn dat de komst van Distriport een vaststaand gegeven is en dat de discussie over nut en noodzaak over Distriport binnen de klankbordgroep buiten beschouwing wordt gelaten. Dat is voor ons niet acceptabel. De feiten over de Markttoets sterken ons daarin.

 
Volg ons op Twitter
Vind ons op Facebook